+(073) 615 99 40 Wisent 14 - 's Hertogenbosch

Mentale veerkracht is een gedeelde verantwoordelijkheid

Gepubliceerd in:
Mentale veerkracht is een gedeelde verantwoordelijkheid

Zorgprofessionals mogen ook iets van hun organisatie verwachten

Mentale veerkracht

Wie goed voorbereid is op stressvolle omstandigheden, kan daar ook beter mee omgaan. De auteurs laten zien hoe veerkracht in elkaar steekt en benadrukken dat de ontwikkeling daarvan een gedeelde verantwoordelijkheid betreft van werknemer én werkgever.

Personeelstekorten, ­wachtlijsten, toenemende vergrijzing, stijgende zorgkosten: de gezondheidszorg staat onder ­flinke druk. Dit vormt een risico voor het ­werkplezier en het wel­bevinden en vraagt ­mentale veerkracht van zorgprofessionals, die worstelen met vragen als: Hoe houd ik een gezonde werk-privébalans? Waar stel ik grenzen? Hoe blijf ik mentaal en fysiek gezond?

Juist in deze tijd van een dreigend zorginfarct, is het essentieel om aandacht te hebben voor de mentale veerkracht van zorgprofessionals.

Omgeving

De verantwoordelijkheid voor die mentale veerkracht wordt vaak bij de individuele zorgprofessional gelegd, vanuit de onterechte vooronderstelling dat dit een eigenschap is die je eenvoudig kunt ­ontwikkelen. Maar het is een dynamisch proces van aanpassing aan stressvolle situaties, waarin niet alleen het individu, maar ook de omgeving een belangrijke rol speelt. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het opbouwen van veerkracht niet enkel bij de zorgprofessional ligt, maar ook bij het systeem waarin deze functioneert. Die gedeelde verantwoordelijkheid is goed te duiden aan de hand van het Psychologische Immuniteit en Psychologische Elasticiteit (PI-PE)-model (zie de figuur).

Zes routes

Het PI-PE-model illustreert hoe we ons al dan niet aanpassen aan stressvolle situaties (stressoren) en welke factoren daarop van invloed zijn. Dit model integreert twee visies op psychologische veerkracht met zes mogelijke routes na een stressor. De eerste visie, ‘psychologische immuniteit’, uit zich in route 1 en 2. Deze twee routes tonen personen die niet vatbaar zijn voor de stressor. Ze worden er niet door geraakt en gaan beter (1. bloei) of blijven hetzelfde functioneren (2. duurzaamheid). De tweede visie, ‘psychologische elasticiteit’, uit zich in route 3 en 4. Deze routes tonen personen die geraakt zijn door de gebeurtenis, maar ook in staat zijn om terug te veren (3. herstel), zo nodig door anders naar zichzelf of de wereld te kijken (4. transformatie). Tot slot tonen route 5 en 6 personen die psychologisch vatbaar zijn. Ze houden (onbewust) vast aan gedrag dat niet langer passend is (5. verharding) of passen zich niet aan (6. kwetsbaarheid). Bij een volgende confrontatie met een vergelijkbare stressor zullen ze waarschijnlijk weer geraakt worden.

U reageert waarschijnlijk anders op personeelstekort dan op een tuchtzaak

Vijf vragen

Vijf factoren bepalen op welke route iemand terechtkomt. We ­bespreken deze aan de hand van vijf vragen die u zichzelf kunt ­stellen om inzicht te krijgen in veerkracht als proces.

 De eerste vraag is: welke specifieke stressor kruist mijn pad? De ene stressor is de andere niet; de aard, ernst en duur van de stressor bepalen mede op welke route u terechtkomt. U reageert waarschijnlijk anders op personeelstekort dan op een tuchtzaak. Het gaat hierbij om specifieke situaties (zie de tabel  voor voorbeelden).

 De volgende vraag is: welke voorgeschiedenis en ervaring heb ik met deze situatie? Neem bijvoorbeeld een klacht. Is er al eerder een klacht tegen u ingediend of heeft u dit van nabij meegemaakt bij een collega? Hoe is dit afgelopen? Uw voorgeschiedenis met klachten beïnvloedt uw huidige reactie. Als de afhandeling van een eerdere klacht moeizaam is verlopen, zal uw reactie nu anders zijn dan bij een eerder soepel verlopen klachtenprocedure.

 De derde vraag luidt: welke betekenis geef ik aan de gebeurtenis? Anders gezegd: welk verhaal vertelt u zichzelf over de ingediende klacht? Is dat ‘Ik had geen fout mogen maken’, ‘Ik heb het verkeerd gedaan’, ‘Straks sta ik voor het tuchtcollege’? Of denkt u ‘Ik heb naar eer en geweten gehandeld’, ‘Het zal wel loslopen’ of ‘Ik kan hiervan leren’. U kunt zich voorstellen dat de gedachte ‘Straks sta ik voor het tuchtcollege’ tot een andere route leidt dan ‘Ik kan hiervan leren’.

 De vierde en vijfde vraag zijn: welke ­persoonlijke en welke omgevingshulpbronnen gaan me helpen in het aanpassingsproces? Voorbeelden van persoonlijke hulpbronnen zijn optimisme, reflecterend vermogen, geloofsovertuiging of spiritualiteit, humor, flexibiliteit en zelfvertrouwen. Voorbeelden van omgevingshulpbronnen zijn mensen bij wie u uw verhaal kwijt kunt, een partner, vrienden, steun van directe ­collega’s, uw organisatie en/of breder professioneel netwerk. De beschikbaarheid van hulpbronnen kan bepalen op welke route u terechtkomt.

Niet volledig in de hand

U heeft niet volledig zelf in de hand op welke route u uitkomt. Dit komt ten eerste omdat u afhankelijk bent van omgevingsfactoren – zoals de aard, ernst en duur van de stressor en de hulp en ondersteuning die u krijgt uit uw omgeving (middelen, informatie, emotionele steun). Ten tweede heeft u de factoren waar u wél invloed op heeft niet een-twee-drie opgebouwd, te weten uw ervaring met ­vergelijkbare stressoren, de betekenis die u geeft aan de stressvolle gebeurtenis – wat deels door de omgeving wordt bepaald – en uw persoonlijke hulpbronnen, zoals zelfvertrouwen en optimisme. Tot slot kan de gelijktijdige aanwezigheid van één of meer belemmerende factoren de aanpassing aan een specifieke stressor in de weg staan (zie de figuur).

Voorbeelden van specifieke stressoren

Zelf aan veerkracht werken

Een voorwaarde voor het opbouwen van mentale veerkracht is dat hier ruimte voor is of gecreëerd wordt. Deze ruimte ontbreekt in tijden van crisis en continue stress. Als die ruimte er wel is, zijn er verschillende manieren waarop u zelf aan mentale veerkracht kunt werken:

  • Leer van ervaringen
    Door lessen te trekken uit eerdere specifieke ervaringen bent u beter voorbereid als een vergelijkbare stressor zich weer voordoet. Misschien schoot u bij een vorige klacht direct in de verdediging en heeft u zich voorgenomen om nu rustig te luisteren.
  • Verander uw kijk op de stressor
    Aan de stressor zelf kunt u vaak niet zoveel veranderen, wel kunt u uw kijk op een stressor aanpassen. Bij een klacht zal de gedachte dat het rampzalig gaat aflopen u weinig opleveren, ook al spookt zoiets door uw hoofd. Ga liever actief op zoek naar een opbouwend perspectief, bijvoorbeeld ‘Ik vertrouw op een positieve uitkomst’ of ‘Ik kan ervan leren en weet dat mijn intenties goed waren’.
  • Boor persoonlijke hulpbronnen aan
    Vraag uzelf af welke eigenschappen u kunt inzetten om optimaal met de klacht om te gaan. Denk aan betrokkenheid, geduld, doorzettingsvermogen en vergevingsgezindheid.
  • Schakel hulptroepen in
    Ga actief op zoek gaan naar mensen die met u meedenken en u ondersteunen. Misschien zijn er collega’s met wie u kunt sparren, of kunt u advies inwilligen bij uw beroepsvereniging of andere experts.
  • Ruim belemmerende factoren uit de weg
    Delegeer bijvoorbeeld taken om ruimte te creëren voor de afhandeling van de klacht.

Reduceer onnodige werkstressoren, zoals administratielasten

Zorgorganisaties medeverantwoordelijk

Zorgorganisaties hebben er belang bij dat het goed gesteld is met de mentale veerkracht van hun personeel. Ze zijn daarvoor medeverantwoordelijk. Eén ding moeten ze wel begrijpen: veerkracht is nodig in tijden van crisis en chronische stress, maar kan dan juist niet opgebouwd worden. Onder voorwaarde dat dus geen sprake is van een crisis, kunnen zorgorganisaties het opbouwen van men­tale veerkracht op de volgende manieren actief ondersteunen:

  • Ruimte om te leren
    Bied zorgprofessionals ruimte om te leren van ervaringen, bijvoorbeeld in de vorm van intervisie, supervisie, mentor- en/of buddysystemen.
  •  ‘Veerkrachtige’ bedrijfscultuur
    Onderzoek in hoeverre de mentaliteit/cultuur in uw organisatie bijdraagt aan veerkracht. Bij een klacht zullen zorgprofessionals zich meer gesteund voelen in een open cultuur dan in een sfeer waarin niet over fouten gepraat mag worden.
  •  Zet zorgprofessionals in hun kracht
    Focus bij een klacht niet alleen op wat misgegaan is, maar spreek vooral uw waardering uit voor wat een zorgprofessional doet, kan of bijdraagt.
  • Lever hulpmiddelen
    Kijk wat zorgprofessionals nodig hebben om zich aan te passen aan stressvolle gebeurtenissen en verschaf ze de hulpmiddelen om dat te doen. Bij een klacht kan bijvoorbeeld collegiale (peer­support) of juridische ondersteuning actief ­aangeboden worden.
  • Ruim belemmerende werkfactoren uit de weg
    Luister naar wat zorgprofessionals stress geeft en reduceer onnodige werkstressoren, zoals administratielasten. Bij een klacht kunt u bijvoorbeeld in gesprek gaan met de individuele zorgprofessional over wat deze nodig heeft, bijvoorbeeld tijdelijk ontslagen worden van complexe casuïstiek of ­diensten.

Concluderend pleiten we ervoor om de ontwikkeling van mentale veerkracht breder te trekken dan het individu. Naast een eigen verantwoordelijkheid van zorgprofessionals is er uitdrukkelijk ook medeverantwoordelijkheid van zorgorganisaties om hiervoor de juiste condities te creëren en mede­werkers te ondersteunen. Mentale veerkracht ­bouwen we echt samen. 

Auteurs

Richta IJntema, PhD, universitair docent, afdeling Sociale, Gezondheids- en ­Organisatiepsychologie, ­Universiteit Utrecht

Myra van den Goor, MD, PhD, huisarts niet-praktiserend, ­algemeen directeur Q3 ­Performance, ’s-Hertogenbosch

Froukje Verdam, MD, PhD, kno-arts, BovenIJ ziekenhuis, Amsterdam, algemeen directeur Zorg voor de dokter

Meer artikelen ontvangen van onze experts?

Algemeen Directeur